Vraag en aanbod Next-Generation Infrastructures 2010 – 2020

Op 16 maart 2010 is door TNO een “Vraag en aanbod Next-Generation Infrastructures 2010 – 2020” rapport gepubliceerd. Hierbij publiceer ik een management samenvatting uit dit rapport :

Achtergrond
Snel en hoogwaardig breedband wordt algemeen gezien als voorwaarde voor een concurrerende, innoverende en duurzame kenniseconomie. Nederland neemt op dit terrein internationaal een koploperspositie in, onder meer gebaseerd op sterke concurrentie in de last mile. In ieder geval staat Nederland in de Europese ranglijst op de eerste plaats. Het Ministerie van Economische Zaken hecht er grote waarde aan deze positie ook in de toekomst te behouden en optimaal te benutten. De verdere ontwikkeling van bestaande en nieuwe breedbandinfrastructuren naar Next Generation Infrastructures (NGI) wordt dan ook gezien als van groot strategisch belang voor de ontwikkeling van  maatschappij en economie als geheel. Dit belang wordt ook door de Tweede Kamer breed gedragen getuige de onlangs aangenomen motie Vendrik-Van der Ham. De hamvraag is hoe op basis van vraag en aanbod de migratie naar deze NGI’s zou kunnen plaatsvinden. Aan de aanbodzijde is sprake van een reeks
technologieën die een rol kunnen spelen in de verdere ontwikkeling van breedbandinfrastructuren en dan met name in het aansluitnetwerk. Er zijn vele scenario’s te bedenken waarin deze technologieën elkaar aanvullen en opvolgen in de tijd. Verschillende vragen zijn relevant ten aanzien van (1) het tempo van migratie, (2) toekomstvastheid, duurzaamheid, openheid en schaalbaarheid van
technologieën en (3) de robuustheid van investeringen. Aan de vraagzijde bestaat ook geen eenduidig beeld. Wel is duidelijk dat breedbandige netwerken van strategisch belang zijn voor de hele BV Nederland, wat betekent dat ook transsectorale ontwikkelingen op het terrein van energie (o.a. smart
grids, slimme meter), zorg (o.a. teleconsultancy, zorg-op-afstand etc.), mobiliteit (o.a. elektrische auto’s, anders betalen voor mobiliteit etc.) en onderwijs en cultuur (o.a. virtueel collectief onderwijs, ontsluiting cultureel erfgoed etc.) een rol zullen moeten spelen in de overwegingen.

Vraagstelling
Het Ministerie van Economische Zaken heeft TNO en Dialogic de opdracht gegeven om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de te verwachten aanbod en vraag in Next Generation Infrastructures in Nederland in 2010, 2015 en 2020. Dit rapport is het resultaat van dat onderzoek, dat zich overigens niet heeft bezig gehouden met marktordening- en reguleringsvraagstukken die in de
grotere vraagstelling wel van invloed zijn. In het onderzoek wordt een, bij stakeholders getoetste, inventarisatie opgeleverd van de aanbod- en behoefteontwikkeling aan capaciteit in Next Generation Infrastructures, uitgaande van de huidige situatie in Nederland en met de focus op vaste netwerken.

Het rapport is onder andere bedoeld als input voor de recent door het ministerie ingestelde Task Force Next-Generation Networks die het ministerie van advies zal dienen over de vraag hoe decentrale overheden een rol kunnen spelen bij de verdere stimulering van breedbandinfrastructuren in Nederland.

Aanpak
Het onderzoek is hoofdzakelijk gebaseerd op desk research waarbij beschikbare openbare bronnen zijn geraadpleegd, aangevuld met expert opinions en professionele inschattingen van de onderzoekers. De bevindingen zijn op hoofdlijnen gevalideerd met een tiental stakeholders aan de vraag- respectievelijk aanbodzijde.

Bevindingen
Ontwikkeling van de vraag naar breedband Er komen steeds meer digitale diensten beschikbaar én de adoptie, diversiteit en afhankelijkheid van
die verschillende diensten neemt toe. Maar minstens zo belangrijk voor het bandbreedteverbruik is het feit dat diensten steeds breedbandiger worden. Dat is met name het gevolg van de integratie van videobeelden in tal van diensten, ook transsectoraal.

Op basis van diverse gerenommeerde bronnen schatten wij dat de vraag naar bandbreedte tussen nu en 2020 op vaste aansluitingen in Nederland exponentieel zal groeien met circa 30% tot 40% per jaar. Dit is een conservatieve inschatting.

Om een aantal redenen hebben wij gekozen voor een betrekkelijk conservatieve schatting. De belangrijkste reden hiervoor is dat er in Nederland nauwelijks meer exogene groei op het vaste net zal plaatsvinden, enkel endogene. De groei zal bijna volledig moeten komen uit ‘Nederlanders die meer gaan internetten’ en niet uit ‘meer Nederlanders die gaan internetten’. Wel valt te verwachten dat
binnen huishoudens het gelijktijdig gebruik nog verder toeneemt. Berekeningen laten een brede marge zien voor de gemiddelde downloadsnelheid in 2020, die neerkomt op 75 Mbit/s – 400 Mbit/s. De onvoorspelbaarheid van het succes van toekomstige diensten en devices die veel bandbreedte gaan gebruiken – zoals Net TV, HD-streaming, cloud computing en HD-teleconferencing – geven een grote mate van onzekerheid aan voorspellingen voor 2020. Hetzelfde geldt voor het versneld aanbieden van grote bandbreedtes als gevolg van grote investeringen in NGN-infrastructuur. We verwachten dat de huidige, vrij sterke bandbreedte-asymmetrie aan de vraagzijde weliswaar minder wordt maar dat asymmetrie een blijvend kenmerk is, met een indicatieve ondergrens van ca 1:5. In principe hoeven asymmetrische accesstechnologieën geen beperking te vormen voor het goed faciliteren van symmetrische diensten zoals HD-videoconferenicing, zolang de upsnelheid voldoende hoog en gegarandeerd is.

Ontwikkeling van breedband infrastructuren tot 2020
Het fiber-kopernetwerk (DSL) en het fiber-coax netwerk (de kabel) zijn nu in Nederland de dominante breedband infrastructuren met een groot bereik en een capaciteitsaanbod dat de vraag volgt en zelfs stimuleert. Full fiber (rechtstreeks FttH) bevindt zich nog in een pril stadium. Internet via dial-up verbindingen zal geleidelijk gaan verdwijnen.

In de beschouwing hoe breedband infrastructuren zich in de toekomst  ontwikkelen in verhouding tot de verwachte vraag, is en blijft capaciteit (downstream/upstream) een belangrijk vergelijkend kenmerk. Echter voor het ondersteunen van een breed pallet aan (essentiële) diensten in een groot
aantal verschillende sectoren, ten behoeve van een zo groot mogelijk dekking van Nederlandse huishoudens is voldoende capaciteit per aansluiting weliswaar een noodzakelijke maar niet voldoende en meest bepalende voorwaarde. Naast capaciteit is vooral openheid een belangrijk technisch maar ook marktorganisatorisch kenmerk. Tot slot is de kostenfactor, als onderdeel van de business case, sterk van invloed op de ontwikkeling van infrastructuren.

Migratiepad 1: DSL richting FttH
Wij verwachten dat al in de komende paar jaar in het fiber-koper netwerk de belangrijke en relatief kostbare stap naar VDSL2 vanuit de straatkast zal moeten worden gemaakt om de vraag te kunnen blijven volgen en qua snelheid concurrerend te blijven t.o.v. de kabel. VDSL2 gaat op termijn zonder
verdere verglazing in toenemende mate tekortschieten voor de gevraagde bandbreedtes in de bovenkant van de markt, maar blijft nog een tijd relevant voor de (omvangrijke) onderkant van de consumentenmarkt. De DSL-migratie koerst op termijn af op een volledige FttH oplossing, al dan niet met nog een Ultimate-DSL tussenstap op de laatste meters koper in geschikte scenario’s. Het tempo waarin de migratie zich voltrekt zal worden bepaald door marktontwikkelingen. Veel meer dan bij de bestaande versies van DSL het geval is geweest zal er in het verdere migratietraject van regionale/lokale differentatie sprake zijn op grond van kostenoverwegingen.

Migratiepad 2: Ontwikkeling kabel
De kabel lijkt de meest graduele migratie naar NGA te zullen doormaken, waarbij de extra investeringen (CAPEX) voor de middellange termijn (2015) relatief het minst zijn. De stap naar HFC Next Generation die qua impact verder reikt dan de zojuist genoemde ADSL->VDSL migratie wordt aanzienlijk later in de tijd voorzien (na 2015). In tegenstelling tot DSL zal kabel niet, of in ieder geval niet binnen de beschouwde periode 2010-2020, uitmonden in een FttH aansluiting vanwege de zeer hoge intrinsieke capaciteit van coax. Openheid is technisch mogelijk maar niet op alle relevante lagen automatisch gewaarborgd.

De huidige wedloop tussen DSL en HFC zal het komende decennium een ander karakter krijgen waarbij geleidelijk HFC en FttH concurrerende proposities worden omdat deze de verwachte groei in de vraag naar capaciteit nog vele jaren kunnen volgen. DSL-technologie over koper kan dat (zonder verdere verglazing) niet in die mate. DSL blijft echter, ook op langere termijn, wel belangrijk voor de “onderkant” van de breedbandmarkt.

Opkomst full fiber
Full fiber netwerken vragen zeer kapitaalintensieve investeringen op de korte termijn en vragen lange adem voordat nationale dekking is bereikt (minimaal 10 jaar, waarbij 100% dekking niet realistisch/rendabel wordt geacht). Intussen wordt door KPN, Reggefiber en door andere partijen binnen de telecomsector niettemin vaart gemaakt met volledige FttH met een groeitempo (streefgetal)
van ca 600.000 homes passed per jaar. Ook partijen buiten de telecom sector filosoferen over nieuwe full fiber netwerken. Full fiber uitrol zal naar verwachting lokaal/regionaal zijn gedifferentieerd. Open toegang is technisch geen issue maar is niet automatisch gegarandeerd.
De FttH propositie (via DSL migratie en/of via full fiber implementatie) leunt op de “oneindige bandbreedte” belofte. Dit aspect kan FttH ondanks de kosten van aanleg in de toekomst een belangrijke competitief voordeel geven ten opzichte van HFC. Ook volledige symmetrie bij FttH is een unique selling point ten opzichte van DSL en HFC.

Relevantie Broadband Wireless Access
Bij dit alles speelt BWA, althans in Nederland, een hoofdrol in mobiel breedband maar het speelt geen rol van betekenis als alternatieve infrastructuuroptie voor vast breedband op grotere schaal. Wel is BWA met de noodzakelijke aansluiting van basis stations van 3G/4G netwerken juist mede verantwoordelijk voor de toenemende capaciteitsvraag op het vaste aansluitnetwerk. Het verwachte
effect van regionale differentiatie kan in het bijzonder nadelig uitpakken voor rurale gebieden. BWA is mogelijk een acceptabel alternatief. Daarvoor zal moeten worden aangetoond of BWA in rurale gebieden een relatief aantrekkelijke bandbreedtepropositie kan bieden op basis van een positieve
business case.

Aldus verwachten wij, waarschijnlijk al ruim voor 2020, een vernieuwd landschap waarin HFC, FttH/DSL en FttH/Full Fiber in onderlinge regionaal/lokaal verschillende verhoudingen concurreren.
De rol van BWA is en blijft daarin relatief bescheiden en kan wellicht van betekenis blijken voor rurale gebieden waar aanleg/upgrading van vaste aansluitnetwerken zeer kostbaar is.

Auteur(s) : TNO Informatie- en Communicatietechnologie en Dialogic

Bron : http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/03/16/next-gen-infrastructures.html

Geef een reactie